Een aantal van de Uru-gemeenschappen leven in drie dorpen langs de oostelijke oever van het Poopó-meer. Van noord naar zuid zijn dat Puñaka Tinta María, Vilañique en Llapallani. Deze Uru’s kregen in het verleden van de “Pastoral Social” van de Katholieke Kerk niet alleen steun om hun etnische identiteit te versterken, maar ook gronden langs het meer. De drie Uru-gemeenschappen beschikken daardoor vandaag over respectievelijk vijf, driehonderd en honderdvijftig hectare grond. Deze gronden zijn que bodemgesteldheid zeer arm, maar laten wel toe om quinua in te zaaien.